Wetten vastleggen
De regels die gelden in de Nederlandse samenleving zijn voor een groot deel vastgelegd in wetten. Een wet is een vastlegging van de afspraken die gemaakt worden in de politiek. Voordat een wet klaar is moet er een heleboel gebeuren. Dit artikel beschrijft alle stappen vanaf het idee om een wet te maken of aan te passen tot het moment waarop de wet in werking treedt.
Initiatief tot een wet of wetswijziging
Het initiatief om een wet te maken of aan te passen komt meestal van het Kabinet. Dat zijn de Minister-president en de ministers. Soms is dat op basis van de ideeën en opvattingen die de ministers zelf hebben, soms ook omdat er beleid is dat in de Europese Unie tot stand is gekomen en dat moet worden omgezet naar wetten in Nederland. De minister die een wetsvoorstel heeft, overlegt hierover eerst met zijn of haar collega-ministers. Als de ministers het eens zijn wordt de meestal een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin wordt aangekondigd dat er een wetsvoorstel aankomt. De Tweede Kamer kan zich dan vast gaan voorbereiden door te gaan discussiëren over het onderwerp van het wetsvoorstel.
Het is echter ook mogelijk dat een wetsvoorstel wordt opgesteld door een of meer leden van de Tweede Kamer. In dat geval wordt ook wel gesproken over een Initiatiefwetsontwerp. Het Kamerlid brengt het voorstel dan zelf ter sprake in de Tweede Kamer, en hij of zij moet het dan ook zelf verdedigen.
Het initiatief voor een nieuwe wet komt meestal niet uit de lucht vallen. Het gaat in de meeste gevallen om een onderwerp dat speelt in de samenleving. Politieke partijen, individuele burgers, belangenvertegenwoordigers of deskundigen kaarten het aan. Soms is een wet bedoeld als een vastlegging van een regel die al in de dagelijkse praktijk is ontstaan, bijvoorbeeld door uitspraken van rechters.
Voordat er concreet over de nieuwe wet kan worden besloten moet deze natuurlijk eerst worden geschreven. Het werk kan dus beginnen aan een wetsontwerp.
Opstellen van wetsontwerp
Nadat het voornemen om een nieuwe wet te maken bekend is gemaakt gaat de minister aan de slag om een eerste opzet voor de wet te schrijven. Zo’n opzet wordt een wetsontwerp genoemd. Er wordt over de opzet van de wet overlegd met allerlei betrokkenen, om er voor te zorgen dat zoveel mogelijk belanghebbenden zich in het voorstel kunnen vinden.
De wet wordt overigens meestal niet door de minister zelf geschreven, hij laat het meeste werk over aan de ambtenaren van het ministerie of aan politieke adviseurs.
Als het wetsvoorstel klaar is, wordt het naar de Tweede Kamer gestuurd. Bij de wet wordt ook een document meegestuurd waarin de minister uitlegt wat er precies bedoeld wordt met de wet, en wat hij of zij er mee wil bereiken. Dit document heet de Memorie van Toelichting.
Voordat het wetsvoorstel wordt behandeld door de Tweede Kamer wordt het eerst voor advies opgestuurd naar een adviesorgaan van de overheid, de Raad van State
Advies raad van state
De Raad van State bestudeert het wetsvoorstel en geeft daar een reactie op. In deze reactie worden vragen voorgelegd aan de minister, maar worden ook adviezen gegeven. De Raad van State kijkt vooral naar de haalbaarheid van de wet, maar bijvoorbeeld ook naar de invloed van de nieuwe wet op andere wetten en andersom.
De minister moet op alle vragen en adviezen van de Raad van State een antwoord geven. Deze antwoorden komen in een document dat “Nader rapport” wordt genoemd en dat ook naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Vaak zal de minister het wetsvoorstel zelfs aanpassen vanwege de reactie van de Raad van State. Het document “Nader rapport” wordt toegevoegd aan de “Memorie van Toelichting”.
Het wetsvoorstel, voorzien van alle toelichtingen en adviezen, wordt nu ingediend voor behandeling in de Tweede Kamer.
Behandeling van het wetsontwerp in de Tweede Kamer
De Tweede Kamer stemt niet meteen over het wetsvoorstel. Het wetsontwerp wordt over het algemeen eerst behandeld in een commissie die bestaat uit vertegenwoordigers van alle Kamerfracties, meestal specialisten over het onderwerp van het wetsvoorstel. Vaak komt de minister bij de vergadering van de Kamercommissie een toelichting geven op het wetsvoorstel, en worden er ook vragen gesteld. De Kamercommissie maakt een “Verslag” van de behandeling. De minister reageert op de vragen en voorstellen die in het verslag staan. De reacties van de minister worden vastgelegd in een “Nota naar aanleiding van het verslag”. Soms zal dezelfde Kamercommissie het wetsvoorstel dan nog een keer bespreken, daarvan wordt dan een “Nader verslag” gemaakt, en ook daarop moet de minister dan weer reageren, met een “Nota naar aanleiding van het Nader verslag”.
Na deze voorbereidingen in de Kamercommissie wordt het wetsvoorstel behandeld in de Tweede Kamer zelf, in een zogenaamde Plenaire Behandeling. Er wordt daar nogmaals over de wet gediscussieerd, en er wordt soms tijdens de Plenaire Behandeling zelfs nog wel eens een wijziging aangebracht in het wetsvoorstel. Een Kamerlid stelt daarvoor een zogenaamde Motie op, waarover gestemd wordt. Een motie bevat meestal een voorstel om een bepaald deel van het wetsvoorstel te veranderen. De officiële naam voor zo’n wijzigingsvoorstel is een Amendement.
Na de behandeling, waarbij achtereenvolgens de ministers en de Kamerleden aan het woord komen, volgt de stemming. Het reglement van de Tweede Kamer schrijft voor dat er over elk onderdeel van het wetsvoorstel (een artikel) apart gestemd wordt. Als er over een artikel een motie is ingediend wordt er ook gestemd over het wijzigingsvoorstel dat in die motie staat.
Het is niet altijd nodig dat er echt gestemd wordt. Als de voorzitter van de Tweede Kamer vaststelt dat het heel duidelijk is dat er een ruime meerderheid voor of tegen een wetsvoorstel is, en geen van de Kamerleden maakt daar bezwaar tegen, dan kan hij ook volstaan met de constatering dat het voorstel is aangenomen zonder stemming. Hij slaat vervolgens met de voorzittershamer op de voorzitterstafel om het onderwerp af te ronden. Daarom wordt een voorstel dat zonder stemming wordt aangenomen ook wel een hamerstuk genoemd.Het wetsvoorstel gaat nu verder voor behandeling naar de Eerste Kamer.
Behandeling van het wetsontwerp in de Eerste Kamer
Nadat een wetsvoorstel is aangenomen in de Tweede Kamer wordt het doorgestuurd naar de Eerste Kamer. Het Nederlandse Parlement bestaat namelijk uit twee vergaderingen, de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Alleen als de wet in beide Kamers is aangenomen, is het een geldige wet.
De behandeling in de Eerste Kamer lijkt veel op de behandeling in de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel wordt besproken in een commissie, en daarvan wordt een verslag gemaakt. De minister die het wetsvoorstel heeft gemaakt reageert op de vragen en opmerkingen in dat verslag via een “Memorie van antwoord”. Tijdens de plenaire behandeling in de Eerste Kamer komt de minister uitleg geven over het wetsvoorstel en volgt een debat met de leden van de Eerste Kamer. Daarna kan gestemd worden.
Een belangrijk verschil met de stemming in de Tweede Kamer is dat de Eerste Kamer een wet alleen maar in zijn geheel kan aannemen of verwerpen. Er worden geen moties behandeld. Om de wet van kracht te laten worden moet die eerst worden bekrachtigd.
Bekrachtiging
Nadat een wet door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer is aangenomen, en voordat die wet van kracht wordt, moeten er nog een aantal formele zaken worden geregeld. Dat wordt de bekrachtiging genoemd. De nieuwe wet wordt ondertekend door de verantwoordelijke minister en door de Koningin.
Publicatie
Nadat de nieuwe wet is bekrachtigd (ondertekend door de minister en de Koningin) zorgt het ministerie van Justitie er voor dat de wet wordt gepubliceerd in het Staatsblad, de officiële krant van de Nederlandse overheid. Door publicatie in het Staatsblad wordt in principe iedere inwoner van Nederland op de hoogte gebracht dat de nieuwe wet er is gekomen. In de publicatie is ook te lezen vanaf welke datum de wet geldig is.
Meer over wetten
[infonu keyword=”wetten” output=5]